dwangsombeschikking
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: dwangsombeschikking (hulp, bestand)
- IPA: / ˈdwɑnsɔmbəˌsxɪkɪŋ / (5 lettergrepen)
Woordafbreking
- dwang·som·be·schik·king
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dwangsom zn en beschikking zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dwangsombeschikking | dwangsombeschikkingen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de dwangsombeschikking v
- (juridisch) (regering) overheidsbesluit dat iemand opdraagt om aan een wettelijke eis te voldoen of anders een boete te betalen die zeker zo kostbaar is
- ▸ Hij haalde regelmatig de krant. Bijvoorbeeld toen de gemeente hem in de jaren negentig een dwangsom oplegde, omdat hij na sluitingstijd nog met wat mensen aan de bar zat na te praten. Willem werd furieus en plakte de dwangsombeschikking demonstratief op het caféraam.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'dwangsombeschikking' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Annemarie Haverkamp“Ik heb geleefd” (2021), Overamstel Uitgevers, Amsterdam, ISBN 9789048856152, hfst. 'De dood is boem, klaar, afgelopen'