Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • duwt op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opduwen

duwt (...) op

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opduwen
    • Jij duwt op. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opduwen
    • Hij duwt op. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van opduwen
    • Duwt op! 

Gangbaarheid