• du·peert
vervoeging van
duperen

dupeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van duperen
    • Jij dupeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van duperen
    • Hij dupeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van duperen
    • Dupeert!