Duits

Woordafbreking
  • dum·mes

Bijvoeglijk naamwoord

dummes

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief onzijdig enkelvoud van dumm

dummes

  1. onbepaald (zonder lidwoord) accusatief onzijdig enkelvoud van dumm

Bijvoeglijk naamwoord

dummes

  1. onbepaald nominatief onzijdig enkelvoud van dumm

dummes

  1. onbepaald accusatief onzijdig enkelvoud van dumm