Nederlands

 
duingras
Uitspraak
Woordafbreking
  • duin·gras
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord duingras duingrassen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het duingraso

  1. (bloemplanten) gras dat in de duinen groeit Ammophila arenaria  
     Daarom wordt het duingras extra voorzichtig teruggeplaatst zodat er geen enkel spoor overblijft van het graafwerk eerder die nacht. "Een mooie start van bunkerdag", zegt Ruud.[2]
     Deze werkzaamheden zijn eind mei afgerond. Er kunnen dan weer duingrassen op de dijk groeien. Her en der zorgen bosjes en open zanderige plekken dat allerlei hagedissen zich thuis voelen.[3]
Synoniemen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Bobby Schinkel
    “Terwijl jij ligt te slapen jagen deze gravers op onontdekte bunkers” (10-06-2017), NOS
  3.   Weblink bron
    A. M. Alblas
    “Dijk bij Ouddorp wordt versterkt” (26 maart 2009), Reformatorisch Dagblad