dubbelspelpartner

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dub·bel·spel·part·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dubbelspelpartner dubbelspelpartners
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de dubbelspelpartnerm

  1. (tennis) (sport) partner waarmee men samen een dubbelspel speelt
     Mertens gaat zich concentreren op het enkelspel, waarin ze de mondiale nummer dertien is en Schuurs zocht daarom een nieuwe dubbelspelpartner. In januari begint ze het seizoen met Mattek-Sands op het toernooi van Sydney.[1]
Synoniemen


Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Schuurs vindt nieuwe en veelbelovende dubbelspelpartner” (Vrijdag 16 november 2018, 16:25), NOS