Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dub·bel·loops
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van dubbel en loop (deel van een wapen) met het achtervoegsel -s
stellend
onverbogen dubbelloops
verbogen dubbelloopse
partitief dubbelloops

Bijvoeglijk naamwoord

dubbelloops

  1. twee lopen hebbend


Gangbaarheid