Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dub·bel·deks·weg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dubbeldeksweg dubbeldekswegen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de dubbeldekswegm

  1. (verkeer) weg met twee boven elkaar liggende dekken waarop kan worden gereden


Gangbaarheid