Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • drugs·toe·rist
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord drugstoerist drugstoeristen
verkleinwoord drugstoeristje drugstoeristjes

Zelfstandig naamwoord

de drugstoeristm

  1. iemand die naar een plek reist om daar drugs te kopen en gebruiken
    • Met een pasjessysteem probeert men drugstoeristen buiten de deur te houden. 
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid