Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dring weg
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
wegdringen

dring (...) weg

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegdringen
    • Ik dring weg. 
  2. gebiedende wijs van wegdringen
    • Dring weg! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegdringen
    • Dring je weg?