drievoud
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- drie·voud
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | drievoud | drievouden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het drievoud o
- aantal dat driemaal zo groot is als het genoemde of bedoelde aantal
Afgeleide begrippen
stellend | |
---|---|
onverbogen | drievoud |
verbogen | drievoude |
Bijvoeglijk naamwoord
drievoud [2]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord drievoud staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "drievoud" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be