Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • draai·kruk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord draaikruk draaikrukken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de draaikrukv / m

  1. (meubel) eenvoudig zitmeubel zonder leuning dat kan draaien om een verticale as
     Ik zat al enige tijd in de halfschaduw van de cabine, de draaikruk op de goede hoogte, en maakte geen haast om munten in de machine te gooien.[2]
     De pianist rees enkele centimeters van zijn draaikruk omhoog en loerde al spelend over zijn muziek naar de uitzonderlijke verschijning van Gerarda, die zijn taak zo nu en dan zou overnemen.[3]
  2. handvat aan een raam waarmee je het door ronddraaien kan openen of afsluiten
     Het kozijn heeft een nette en afgewerkte uitstraling, omdat alle beslagonderdelen verdekt zijn gemonteerd. Het is mogelijk om de draaikruk te beveiligen met een slot, om de kans op een inbraak kleiner te maken.[4]
  3. handgreep aan iets dat rond kan draaien
     Mijne hand omsloot vaster dan ooit de koperen draaikruk... En toen bedacht ik me. (…) Men kon meer doen met een machinegeweer.[5]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Jean-Philippe Toussaint geciteerd inGemma Pappot
    De taal van de liefde in hedendaagse romans in: Streven., jrg. 72 nr. 4 (april 2005), Herman Simissen, Antwerpen, p. 324
  3.   Weblink bron Feest in: De Nieuwe Stem., jrg. 6 nr. 7 (1951), Em. Querido's Uitgeversmaatschappij, Amsterdam, p. 451
  4.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Draaikiepraam” (11 november 2015) op kozijnen-feitjes.nl
  5.   Weblink bron “De nieuwe Uilenspiegel.” (1920), Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Amsterdam, p. 294/295