Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • draai·den
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
draaien

[A] draaiden

  1. meervoud verleden tijd van draaien
    • Wij draaiden. 
    • Jullie draaiden. 
    • Zij draaiden. 
Afgeleide begrippen
 
B1. Een draaiden.
[B] enkelvoud meervoud
naamwoord draaiden draaidennen
verkleinwoord draaidennetje draaidennetjes

Zelfstandig naamwoord

[B] de draaidenm

  1. (coniferen) bepaald soort groenblijvende conifeer, Pinus contorta   uit de dennenfamilie (Pinaceae  ), een veel voorkomende boom in het westen van de Verenigde Staten   en Canada met vier geografisch afgebakende ondersoorten
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie