Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • draag·tijd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord draagtijd draagtijden
verkleinwoord draagtijdje draagtijdjes

Zelfstandig naamwoord

de draagtijdm

  1. (biologie) de tijd dat een vrouwelijk dier gewoonlijk zwanger is
    • Buideldieren hebben maar een korte draagtijd, waarna het jong nog een tijd in de buidel verblijft. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be