Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • draag·plicht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord draagplicht draagplichten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de draagplichtv / m

  1. het verplicht dragen van bepaalde beschermende kleding in bepaalde situaties; met name het dragen van een helm als men op gemotoriseerde tweewielers rijdt of het verplicht dragen van een mondkapje tijdens een epidemie
     "Als we een draagplicht invoeren, gaan we waarschijnlijk nat bij de rechter", zei Halsema:[1]
     De Tweede Kamer wil een helmplicht voor snorfietsers. Een meerderheid is het eens met het pleidooi van 130 artsen dat een helm voor deze groep de verkeersveiligheid vergroot en vindt een draagplicht wenselijk.[2]
  2. het verplicht bij je hebben van een identificatiebewijs
     Je bent formeel niet verplicht om een ID-kaart bij je te dragen. In Nederland hebben we namelijk een toonplicht, geen draagplicht. "Die keuze is bewust gemaakt, omdat er sinds de Tweede Wereldoorlog veel weerstand is tegen het verplicht bij je dragen van een persoonsbewijs", zegt jurist Vincent Böhre van Privacy First. "Tijdens de oorlog was iedereen verplicht zich te kunnen identificeren."[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “'Meerderheid OMT-leden wilde meer landelijke maatregelen'” (Dinsdag 29 september 2020, 00:50), NOS
  2.   Weblink bron “Tweede Kamer wil helmplicht voor snorfietsers” (Dinsdag 11 december 2018, 17:18), NOS
  3.   Weblink bron “'Geen ID-kaart bij je? Vraag agent even mee te lopen'” (Vrijdag 11 december 2015, 18:28), NOS