Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dorps·on·der·wij·zer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dorpsonderwijzer dorpsonderwijzers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de dorpsonderwijzerm

  1. (onderwijs) leraar van een basisschool van een dorp
     Het is een goed verhaal.'Imkes ogen glansden. 'Ik heb altijd al gedacht dat je een slimme vent was. Maar de zoon van de dorpsonderwijzer, dat is niet mis.'[1]
     1989: Hugo Claus - De Zwaardvis Tijdens het verloop van een idyllische zomerdag op het land kruisen de lotsbestemmingen van vier mensen elkaar: een jonge gescheiden vrouw, haar grillige zoontje, een aan lager wal geraakte veearts, en een dorpsonderwijzer. Een redeloze misdaad wordt begaan.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  2.   Weblink bron “Vlaamse schrijvers boekenweekgeschenk” (13-03-2012), NOS