Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dorps·lei·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dorpsleiding dorpsleidingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de dorpsleidingv

  1. groep mensen die het bestuur heeft over een kleine stad of nederzetting
     In het dorp Dayung (district Assam) hebben hindoes en de dorpsleiding zich tegen een christelijke gemeente gekeerd nadat een jonge vrouw afgelopen maand christen was geworden.[1]
     Onlangs verhuisde het hele dorp naar een andere locatie, dichter bij de hoofdweg. De christenen mochten niet mee, liet de dorpsleiding hen weten: „Als jullie willen meeverhuizen, moet je eerst je geloof in Christus afzweren. Als je dat gedaan hebt, zullen we jullie helpen. Dan krijg je rijst en cement om een nieuw huis te bouwen.”[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Hindoes verstoren kerkdienst India” (3 november 2009), Reformatorisch Dagblad
  2.   Weblink bron “Christelijke gezinnen in Laos leven illegaal in eigen land” (9 november 2013), Reformatorisch Dagblad