Nederlands

 
dorpsfeest
Uitspraak
Woordafbreking
  • dorps·feest
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dorpsfeest dorpsfeesten
verkleinwoord dorpsfeestje dorpsfeestjes

Zelfstandig naamwoord

het dorpsfeesto

  1. feest georganiseerd voor en door de bewoners van een dorp
     Gewonden door brandblusser op Duits dorpsfeest: In de Duitse plaats Vohenstrauss zijn achttien feestgangers gewond geraakt toen een dj een brandblusser leeg spoot in de zaal. De slachtoffers kregen de blusstof in hun ogen en longen.[2]
     Het incident gebeurde in de bergachtige provincie Negros Occidental. Volgens de politie waren de agenten en burgerwachten op de terugweg van een dorpsfeest, dat ze hadden beveiligd.[3]
     Het Friese dorp Woudsend rouwt om de dood van drie inwoners, die gisteren in Zuid-Italië omkwamen. Het dorpsfeest van volgend weekend is afgelast. De geplande festiviteiten hadden als thema Italië. "Wranger kan het eigenlijk niet", zegt Loek Hogenhout van de dorpsvereniging.[4]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Gewonden door brandblusser op Duits dorpsfeest” (Zondag 15 maart 2015, 09:33), NOS
  3.   Weblink bron “Doden bij aanslag Filipijnen” (Zondag 27 januari 2013, 04:43), NOS
  4.   Weblink bron “Woudsend rouwt na drama Italië” (Vrijdag 8 juni 2012, 13:50), NOS