Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

Woordafbreking
  • door·ziet

Werkwoord

vervoeging van
doorzien

doorzíét

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorzien
    • Jij doorziet. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorzien
    • Hij doorziet. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van doorzien
    • Doorziet! 
     Je kunt een religieus mens zijn, die gelooft in een god, een schepper, of wat dan ook. Of je doorziet dat die weg doodloopt, en dat je zelf volledig verantwoordelijk bent om wat van het leven te maken.[1]
vervoeging van
doorzien

dóórziet

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorzien
    • ... dat jij doorziet. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorzien
    • ... dat hij doorziet. 
     Wie de lijst doorziet van gemeenten die culturele prijzen hebben, moet zeker tot de conclusie komen dat het ontbreken van Haarlemse prijzen een duidelijk gemis is.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Gijsbert van Es
    “Ooit was hij monnik en diepgelovig: ‘Mijn intens beleefde godsbesef is compleet in rook opgegaan’” (14 maart 2023) op nrc.nl
  2.   Weblink bron Van dag tot dag : Bij een opdracht in: IJmuider Courant  , jrg. 45 nr. 122 (26 maart 1960), p. 3 kol. 1 op nrc.nl