Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·waak·ten

Werkwoord

vervoeging van
doorwaken

doorwaakten

  1. meervoud verleden tijd van doorwaken
    • Wij doorwaakten. 
    • Jullie doorwaakten. 
    • Zij doorwaakten. 
  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van doorwaken
    • ...dat wij doorwaakten. 
    • ...dat jullie doorwaakten. 
    • ...dat zij doorwaakten. 

Gangbaarheid