• door·waak
vervoeging van
doorwaken

doorwaak

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorwaken
    • Ik doorwaak. 
  2. gebiedende wijs van doorwaken
    • Doorwaak! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorwaken
    • Doorwaak je? 
  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorwaken
    • ... dat ik doorwaak.