Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·stro·men
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doorstromen
stroomde door
doorgestroomd
zwak -d volledig

Werkwoord

doorstromen

  1. promoveren naar bijvoorbeeld een hoger schooltype, naar een duurder huis of naar een hogere functie
    • - Na vele jaren in een huurhuis gewoond te hebben stroomde hij door naar een koopwoning. 
    • - Hij was zeer gelukkig met zijn baan, hij hoefde dan ook niet door te stromen naar een hogere functie. 
  2. weer gaan bewegen van ene naar de andere plaats
    • De nieuwe weg moet ervoor zorgen dat het verkeer weer vlot kan doorstromen. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be