Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·slijt

Werkwoord

vervoeging van
doorslijten

doorslijt

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorslijten
    • ... dat ik doorslijt. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorslijten
    • ... dat jij doorslijt. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorslijten
    • ... dat hij doorslijt.