Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • doel·ge·vaar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord doelgevaar doelgevaren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het doelgevaaro

  1. (sport) de kans om te scoren in een wedstrijd
     Roma, waar Justin Kluivert in een vrije rol af en toe mooie dingen liet zien, slaagde er niet in om voor doelgevaar te zorgen. Toch kwam het, tegen de verhouding in, op voorsprong: José Luis Palomino verslikte zich in een terugspeelbal van Hateboer en Edin Dzeko was er als de kippen bij om de bal langs doelman Pierluigi Gollini in de verre hoek te schuiven.[1]
     Ook in de tweede helft ontbrak het beide ploegen aan de creativiteit die nodig is om doelgevaar te kunnen creëren. Heerenveen kwam lange tijd niet verder dan een door Berghuis van de lijn gehaald schot van Chidera Ejuke.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Atalanta slaat aanval AS Roma af, rood Schouten en Denswil bij zeperd Bologna” (Zaterdag 15 februari 2020, 21:11), NOS
  2.   Weblink bron “Goal Dresevic enig hoogtepunt bij gelijkspel Heerenveen-Feyenoord” (Zondag 11 augustus 2019, 16:22), NOS