Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • doek
Woordherkomst en -opbouw
[A] 1,3,4 enkelvoud meervoud
naamwoord doek doeken
verkleinwoord doekje doekjes
[A] 2 enkelvoud meervoud
naamwoord doek -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

[A] doek

  1. m lap stof, bijvoorbeeld voor het poetsen of stof afnemen
    • Pak even een doek om die rommel op te nemen. 
     Ik gebruikte de eerste paar weken natte doekjes om me ’s avonds op te frissen en het stof en zweet weg te vegen, maar vond de doekjes al snel te veel onnodig gewicht om met me mee te dragen.[4]
  2. m of o (materiaalkunde) textiel waaruit [1], [3] en [4] vervaardigd worden
    • Dit kan van doek vervaardigd worden/. 
  3. o (schilderkunst) een stuk, meestal opgespannen materiaal waarop men een beeld schildert, ofwel het schilderij zelf
    • Er zijn veel manieren om verf op het doek aan te brengen. 
  4. o (toneel) een stuk materiaal dat als gordijn gebruikt wordt om een toneel aan het zicht van het publiek to onttrekken
    • Het doek viel en het applaus barstte los. 
  5. o (filmkunst) een doek om beelden op te projecteren, een projectiescherm
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1] een doekje voor het bloeden
    een ontoereikende troost
  • [4] een open doekje krijgen
    uitbundige bijval ontvangen
  • [1] er geen doekjes om winden
    iets heel duidelijk vertellen
  • [4] het doek valt voor
    het einde is gekomen voor
  • [1] iets uit de doeken doen
    iets heel duidelijk uitleggen
  • [5] op het witte doek
    in een film
  • [5] van het doek spatten
    indringend overkomen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Iets uit de doeken doen
iets uitleggen
Vertalingen
Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.
[B] enkelvoud meervoud
naamwoord doek doeks
verkleinwoord

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie in deze betekenis.

Zelfstandig naamwoord

[B] de doekm

  1. (primaten) benaming voor apen uit het geslacht Pygathrix   (behorend tot de meerkatachtigen), die enkel voorkomen in Laos, Vietnam en de Chinese provincie Hainan

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Oudnederlands Woordenboek
  3. doek op website: Etymologiebank.nl
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be