Drie dobbelstenen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dob·bel·steen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dobbelsteen dobbelstenen
verkleinwoord dobbelsteentje dobbelsteentjes

Zelfstandig naamwoord

de dobbelsteenm

  1. (spel) kubusvormig voorwerp met op elk van de zijden een van de ogenaantallen één tot en met zes
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen