districtleider
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dis·trict·lei·der
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van district zn en leider zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | districtleider | districtleiders |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de districtleider m
- (politiek) een bestuurder van een district
- ▸ De petitie is ondertekend door lokale Afghanen en de districtleider van Chora, een gebied vlakbij Kamp Holland.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'districtleider' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Afghaanse petitie tegen vertrek Nederlanders” (Donderdag 25 maart 2010, 17:23), NOS