dissoneren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: dissoneren (hulp, bestand)
Woordafbreking
- dis·so·ne·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
dissoneren |
dissoneerde |
gedissoneerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
dissoneren
- inergatief (muziek) een wanklank voorbrengen, een toon voortbrengen die op gespannen voet staat met andere gelijkklinkende tonen
- Als je daar een fis zingt dissoneert dat erg met de g van de sopranen.