Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dis·kwa·li·fi·ceer

Werkwoord

vervoeging van
diskwalificeren

diskwalificeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van diskwalificeren
    • Ik diskwalificeer. 
  2. gebiedende wijs van diskwalificeren
    • Diskwalificeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van diskwalificeren
    • Diskwalificeer je?