discomfort
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: discomfort (hulp, bestand)
Woordafbreking
- dis·com·fort
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | discomfort | discomforts |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het discomfort o
- een ongemakkelijk gevoel
- ▸ De vesten worden al een tijdje gedragen door verpleegkundigen. Nu uit onderzoek blijkt dat het dragen van het vest effect heeft, met name in de persoonlijke beleving van zorgverleners, is het opgenomen in de standaarduitrusting. "Zonder koelvest ervaart bijna 90 procent van de verpleegkundigen discomfort en warmte. Met koelvest ervaart nog maar 20 tot 30 procent van de deelnemers dat", aldus onderzoeker Yannick de Korte.[1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord discomfort staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Koelvest nu standaarduitrusting voor corona-verpleegkundigen Radboudumc” (Donderdag 7 januari 2021, 12:59), NOS