Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dis·ba·lans
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord disbalans disbalansen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de disbalansv / m

  1. uit het evenwicht
     "Op het moment dat Lee ging, kreeg ik een beuk. Toen was het van: shit. Dan kom je in disbalans en is het klaar", zei Braspennincx.[1]
     Mandekking leidt volgens Garganta tot disbalans in een elftal en heeft bovendien tot gevolg dat spelers niet meer nadenken over wat ze moeten doen. "Spelers hoeven bij mandekking niet zo slim te zijn, ze hoeven alleen maar te reageren op een ander. Je leert niks als je alleen maar een speler hoeft te volgen. Dat kan een hond ook."[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Braspennincx vijfde, Van Riessen zevende op keirin” (Zondag 3 maart 2019, 16:58), NOS
  2.   Weblink bron “Nederlands voetbal moet als virtuoos jazzensemble zijn” (Donderdag 31 mei 2018, 22:00), NOS