directievoorzitter

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • di·rec·tie·voor·zit·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord directievoorzitter directievoorzitters
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de directievoorzitterm

  1. (bedrijfskunde) bij bedrijven en organisaties met een meerhoofdig dagelijks bestuur de leider van dat bestuur
     Ze begon haar loopbaan als schaderegelaar bij NS en klom via diverse managementfuncties op tot directievoorzitter van NS Reizigers – toen nog een aparte divisie, nu onder de naam 'Operatie’ een geïntegreerd onderdeel van NS.[1]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Mark Duursma
    “Zij kan het old boys network doorbreken” (25 februari 2020) op nrc.nl