Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • di·mor·fie
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Latijn[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord dimorfie
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de dimorfiev

  1. twee verschillende verschijningsvormen hebbend

Gangbaarheid

37 % van de Nederlanders;
50 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen