Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dier·baars

Bijvoeglijk naamwoord

dierbaars

  1. partitief van de stellende trap van dierbaar
    • Dat is iets dierbaars... 
     Het eerste lichamelijke contact sinds dagen. Het voelde prettig aan. Alsof ze iets dierbaars had teruggevonden en dit aan haar borst drukte.[1]

Verwijzingen