Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • diep·vro·ren

Werkwoord

vervoeging van
diepvriezen

diepvroren

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van diepvriezen
    • ...dat wij diepvroren. 
    • ...dat jullie diepvroren. 
    • ...dat zij diepvroren.