diefstalbeveiliging

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dief·stal·be·vei·li·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord diefstalbeveiliging diefstalbeveiligingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de diefstalbeveiligingv

  1. technische voorziening die tegengaat dat iets gestolen wordt
     Consumenten kunnen zo in pashokjes afrekenen, waarna de app in samenwerking met het bedrijfsnetwerk de diefstalbeveiliging uitschakelt.[1]
  2. ɡeheel van maatregelen om te voorkomen dat er gestolen wordt
     Daardoor krijgen ze al snel een inzicht in de situatie van de erfgoedorganisatie: ligging en behuizing, toestand van de infrastructuur, de aanwezige voorzieningen en routes in en naar het gebouw, eventuele knelpunten wat betreft diefstalbeveiliging en brandveiligheid.[2]
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Hans Klis
    “Het pashokje winkelt met je mee” (9 februari 2016) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Leon Smets
    Veilig in erfgoedland? → Erfgoed en veiligheidszorg in: Faro. Tijdschrift over Cultureel Erfgoed., jrg. 1 nr. 3 (september 2008), Marc Jacobs en Bert Schreurs, Brussel, p. 38