Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dicht·tim·me·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dichttimmeren
timmerde dicht
dichtgetimmerd
zwak -d volledig

Werkwoord

dichttimmeren

  1. overgankelijk deuren of ramen met planken afsluiten
    • De ruiten van de slooppanden zijn met hout dichtgetimmerd. 
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be