diabeet
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- di·a·beet
Woordherkomst en -opbouw
- afkorting van diabeticus (met het voorvoegsel dia-) [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | diabeet | diabeten |
verkleinwoord | diabeetje | diabeetjes |
Zelfstandig naamwoord
diabeet
Synoniemen
Verwante begrippen
- mannelijke vorm van diabete
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord diabeet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "diabeet" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ diabeet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | diabeet | diabete |
Zelfstandig naamwoord
diabeet