Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·sta·bi·li·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
destabiliseren

destabiliseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van destabiliseren
    • Ik destabiliseerde. 
    • Jij destabiliseerde. 
    • Hij, zij, het destabiliseerde.