Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • des·ori·en·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
desoriënteren
desoriënteerde
gedesoriënteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

desoriënteren

  1. overgankelijk van zijn oriëntatie beroven
    • De mist en de wilde slingeringen van de kar desoriënteerden de man volledig. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid