Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·sen·si·bi·li·seert

Werkwoord

vervoeging van
desensibiliseren

desensibiliseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van desensibiliseren
    • Jij desensibiliseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van desensibiliseren
    • Hij desensibiliseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van desensibiliseren
    • Desensibiliseert!