Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·sa·cre·di·tar
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
desacreditar
desacreditaba
desacreditado
volledig

Werkwoord

desacreditar

  1. overgankelijk blameren, lasteren, onteren, in diskrediet brengen, een slechte naam bezorgen
Synoniemen

Verwijzingen