Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·pri·veert

Werkwoord

vervoeging van
depriveren

depriveert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van depriveren
    • Jij depriveert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van depriveren
    • Hij depriveert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van depriveren
    • Depriveert!