Nederlands

 
dekstoel
Uitspraak
Woordafbreking
  • dek·stoel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dekstoel dekstoelen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de dekstoelm

  1. een opvouwbare, houten ligstoel die op het dek van een passagiersschip staat
    • Een originele dekstoel van de Titanic heeft bij een veiling in Engeland 100.000 pond (140.000 euro) opgeleverd. [2] 
    • Onverschrokken bejaarden hebben een aanval van Somalische piraten op een Brits cruiseschip afgeslagen. De krasse knarren gingen de zeerovers die het schip wilden enteren met dekstoelen te lijf. Dit heeft de reder van de MSC Melody vrijdag laten weten. Het incident gebeurde op de Indische Oceaan vlak bij de Seychellen. [3] 

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen