Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·fun·geert

Werkwoord

vervoeging van
defungeren

defungeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van defungeren
    • Jij defungeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van defungeren
    • Hij defungeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van defungeren
    • Defungeert! 

Gangbaarheid