Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·fe·ca·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord defecatie -
verkleinwoord defecatietje defecatietjes

Zelfstandig naamwoord

de defecatiev [3] [4]

  1. (medisch) stoelgang, het produceren van ontlasting
Vertalingen

Gangbaarheid

58 % van de Nederlanders;
47 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen