decanteer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·can·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
decanteren |
decanteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van decanteren
- Ik decanteer.
- gebiedende wijs van decanteren
- Decanteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van decanteren
- Decanteer je?