debuteren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·bu·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voor het eerst optreden’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van het Franse débuter (met het voorvoegsel de-) met het achtervoegsel -eren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
debuteren |
debuteerde |
gedebuteerd |
zwak -d | volledig |
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
debutant | - |
debutante | - |
debuut | - |
Werkwoord
debuteren
- inergatief voor de eerste keer in het openbaar optreden, spelen of publiceren
- De voetballer debuteerde in het Nederlands elftal.
Vertalingen
1. voor de eerste keer doen
Gangbaarheid
- Het woord debuteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "debuteren" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "debuteren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ debuteren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be