debarrasseerde
- de·bar·ras·seer·de
vervoeging van |
---|
debarrasseren |
debarrasseerde
- enkelvoud verleden tijd van debarrasseren
- Ik debarrasseerde.
- Jij debarrasseerde.
- Hij, zij, het debarrasseerde.
- Ik debarrasseerde.
vervoeging van |
---|
debarrasseren |
debarrasseerde