dashboardkastje
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dash·board·kast·je
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dashboard en kastje
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | - |
verkleinwoord | dashboardkastje | dashboardkastjes |
Zelfstandig naamwoord
dashboardkastje o dim. tant.
- een afsluitbaar vak binnen handbereik van de passagier in een auto
- Hij legde zijn pistool in het dashboardkastje.
- ▸ Ik kom eraan. Even wat papieren in het dashboardkastje leggen.[1]
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord dashboardkastje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2